1860 | 1871

De bouwaanvraag

In 1860 diende A. Pals een aanvraag in bij de Burgemeester en Wethouders van de gemeente Hooge en Lage Zwaluwe voor de bouw van een stenen windkorenmolen. Niet alleen het bestuur van de gemeente Hooge en Lage Zwaluwe moesten hun goedkeuring geven aan deze aanvraag, maar Gedeputeerde Staten van de Provincie Noord-Brabant en ook de Minister van Binnenlandse Zaken. De hele aanvraagprocedure vergde een periode van zes jaar. De goedkeuring werd afgegeven onder de voorwaarden dat het bouwsel vijftig ellen van de openbare weg werd opgericht en binnen zes maanden na dagtekening in werking zou zijn.

Opdracht tot bouw

Pas in 1866 kon A. Pals dus pas opdracht geven tot de bouw. Naast de ingang van de molen doet een gedenksteen vermoeden dat kleine kinderen in die tijd al aardig met de troffel wisten om te gaan. Het opschrift luidt immers “De eerste steen gelegd door Elisabeth Anthonie PaIs op haren eersten verjaardag den 9 aug. 1866”.

De inrichting

Voor de inrichting van het molenbedrijf is gebruik gemaakt van onderdelen die afkomstig zijn van een poldermolen uit het land van Voorne en Putten. In de ruggen van de bovenasgaten staan de namen van voormalige polderbestuurders gegoten. De bovenas bestaat uit twee gietijzeren gedeelten en deze zijn gevat in een houten bovenas wat zeer bijzonder is. De stelling is grotendeels van ijzer gemaakt wat ook weinig voorkomt.

De molen telt vijf zolders en de kap is gedekt met dakleer. De Oud-Hollands opgehekte ijzeren pot-roeden, met een vlucht van 22,70 m zijn in 1994 vervangen door roeden van de firma Straathof uit Rijpwetering.

Het wiekenkruis dreef oorspronkelijk drie koppels 17er kunstsstenen en een sleepluiwerk aan om op windkracht graan te malen en zakken in de molen te hijsen.